Doorn, 4/5 september

Vakbonden: euro dwingt tot samenwerking in arbeidsvoorwaardenbeleid.

Conferentie van Belgische, Duitse, Luxemburgse en Nederlandse arbeidsvoorwaardenonderhandelaars te Doorn, Nederland

 

Vertegenwoordigers van de Belgische, Duitse, Nederlandse en Luxemburgse werknemersorganisaties hebben met elkaar de mogelijkheden verkend van een zekere gezamenlijke afstemming en onderlinge informatieverschaffing op het terrein van het arbeidsvoorwaardenbeleid en het daarmee samenhangende sociaal-economisch beleid. Zij hebben vastgesteld dat de ontwikkeling van de EMU de noodzaak van beleidsafstemming en informatieverschaffing over de grenzen heen onderstreept, met het doel de werkgelegenheidsgroei optimaal te bevorderen, de werkloosheid effectief te bestrijden en negatieve concurrentie in de sfeer van de arbeidsbeloning en het sociaal en fiscaal beleid te voorkomen. Een eerste ontmoeting vond plaats in juni 1997 in België.

De deelnemers hebben in Doorn de volgende gezamenlijke algemene uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd.

I. Inzet CAO-onderhandelingen.

De economische groei van de laatste jaren kwam in onvoldoende mate ten goede aan de werknemers in de vorm van meer werk, minder werkloosheid en verbetering van de koopkracht. De stijging van de arbeidsproductiviteit in de betrokken landen - en in Europa als geheel - is vooral ten goede gekomen aan de ondernemingen. Het aandeel van de loontrekkenden aan het nationaal inkomen (loonquote) is gedaald. Een voortzetting van deze tendens in de inkomensverdeling is maatschappelijk en economisch niet te verantwoorden. De deelnemende vakcentrales en bonden zullen zich inzetten voor een verandering ten gunste van de werknemers in de vorm van meer werk, minder werkloosheid en een verbetering van de koopkracht, zodat werknemers voluit delen in de economische groei.

a) De deelnemende vakorganisaties gaan uit van een onderhandelingsruimte die gelijk is aan de som van prijsstijgingen en stijging van de arbeidsproductiviteit.
b) De deelnemende vakorganisaties streven naar een verbetering van de koopkracht en zetten zich in voor maatregelen, die de werkgelegenheid bevorderen (bv. arbeidstijdverkorting).
c) De deelnemende vakorganisaties spreken af, dat zij elkaar regelmatig zullen informeren en raadplegen over de ontwikkeling van het arbeidsvoorwaardenbeleid.

De vakorganisaties willen onderzoeken hoe zij indien nodig hun eisen ook grensoverschrijdend kracht kunnen bijzetten.

De deelnemende vakorganisaties zijn zich bewust van het belang van een verantwoorde loonvorming in een Europese vakbondsstrategie voor meer groei en meer werkgelegenheid. Zij voeren een beleid dat economisch verantwoord is en in het bijzonder een positieve werkgelegenheidsontwikkeling op de lange termijn bevordert. Om dit te bereiken moeten ook andere economische actoren (overheid, Europese Centrale Bank, werkgevers) ten volle hun verantwoordelijkheid opnemen.

Met de afstemming van het arbeidsvoorwaardenbeleid willen zij door de werkgevers gewenste concurrentie tussen de deelnemende landen in de sfeer van de beloning voorkomen. Ze zien deze samenwerking als een stap op weg naar Europese samenwerking op het gebied van de cao-onderhandelingen.

II. Werkgelegenheid, scholing en kwaliteit van de arbeid.

a) Er zullen in CAO's of via andere overeenkomsten met werkgevers en/of hun organisaties afspraken worden gemaakt over een te voeren arbeidsmarktbeleid. Het gaat er daarbij om vooral voor tot dusver kansloze groepen nieuwe mogelijkheden op werk te scheppen. Vormen van herverdeling van werk en arbeidsduurverkorting zijn onderdeel van het hier bedoelde beleid; dat geldt ook voor instrumenten die het combineren van arbeidstaken en zorgtaken beter mogelijk maken.

b) Het bieden van scholingsmogelijkheden voor werkenden en gedwongen niet-actieven is een essentieel instrument om de doorstroom binnen bedrijven en de instroom naar bedrijven te vergroten. Het is ook een instrument om te voorkomen dat ouder wordende werknemers vroegtijdig worden uitgerangeerd. De betrokken werknemersorganisaties zullen op zoveel mogelijk plekken en op alle beleidsniveaus van 'meer scholingsvoorzieningen voor meer mensen' een doelstelling maken.
Het arbeidsmarktbeleid en scholingsbeleid zullen er mede toe moeten leiden dat ongewenste vormen van flexibilisering (bijvoorbeeld nulurencontracten) worden voorkomen.

c) De economische ontwikkeling en het beleid van ondernemingen en werkorganisaties moet getoetst worden op de gevolgen voor de kwaliteit van de arbeid van werknemers. De betrokken werknemersorganisaties zullen in dit verband van het tegengaan van stress (werkdruk) en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden een belangrijk beleidspunt maken.

III. Het overheidsbeleid.

De betrokken werknemersorganisaties zijn van oordeel dat het hiervoor geformuleerde beleid door een flankerend overheidsbeleid dient te worden ondersteund, bijvoorbeeld in het kader van een nationaal plan dat in overleg met sociale partners tot stand is gekomen. Dit overheidsbeleid moet gericht zijn op de creatie van werk en handhaving van de essentiële waarden van de verzorgingsstaat.

In het bijzonder gaat het om:

a) Wijzigingen in de belastingheffing, zodanig dat de lasten op arbeid verminderen, met als doel bevordering van de werkgelegenheid en duurzame economische ontwikkeling. Daarom moeten nationale initiatieven door een Europese fiscale harmonisatie worden ondersteund en vergemakkelijkt.

b) Een specifiek werkgelegenheidsbeleid (onder meer door een versterking van de economische structuur en investering in de sociale, economische en technologische infrastructuur) en arbeidsmarktbeleid waarbij meer arbeidsplaatsen in zowel de private als de collectieve sector (waaronder de zorgsector) tot stand komen.

c) Handhaving van de sociale zekerheid op ten minste het huidige niveau en een rechtvaardige verdeling van de inkomens. Dit houdt in dat de uitkeringen gelijke pas dienen te houden met de loonontwikkeling.

d) Ontwikkeling van een flankerende wettelijke regeling inzake arbeidstijden en arbeidsduur, welke niet belemmerend werkt voor werkgelegenheidsbevorderende cao-bepalingen inzake arbeidstijden (bijvoorbeeld arbeidstijdverkorting, deeltijd voor oudere werknemers).

e) In Europa moet volledige onderhandelingsvrijheid tot stand worden gebracht voor vakorganisaties van overheidspersoneel. Daarnaast moeten lonen en andere arbeidsvoorwaarden van overheidspersoneel zich op gelijkwaardig niveau als de lonen en arbeidsvoorwaarden in de private sectoren kunnen ontwikkelen. De overheden moet hierin - ook in financieel opzicht- haar verantwoordelijkheid nemen.

f) Het handhaven dan wel scheppen van een overlegklimaat tussen overheid, werknemers- en werkgeversorganisaties, dat een grotere en reële betrokkenheid van werknemers- en werkgeversorganisaties bij belangrijke besluiten over het sociaal-economisch beleid garandeert.

IV.

De betrokken werknemersorganisaties hebben besloten elkaar intensief te informeren over de ontwikkelingen in en resultaten van het arbeidsvoorwaardenoverleg. Zij hebben daartoe een werkgroep van deskundigen gevormd die regelmatig bijeen zal komen voor het uitwisselen van informatie en ervaringen in de CAO-onderhandelingen. Via deze groep zullen de betrokken organisaties elkaar tevens op de hoogte houden van belangrijke beleidsinitiatieven die zij naar de respectieve overheden ondernemen en van belangrijke beleidsontwikkelingen die de overheden zelf initiëren.

V.

In 1999 zullen de hiervoor genoemde organisaties in Duitsland in een vervolgconferentie bezien of, en zo ja hoe de onderlinge afstemming en informatie-uitwisseling verder kan worden verbeterd.

De betrokken organisaties hebben hun initiatief in het Europees Verbond van Vakverenigingen ingebracht.

 

 


Home
LabourNet Germany: http://www.labournet.de/
Der virtuelle Treffpunkt der Gewerkschafts- und Betriebslinken
The virtual meeting place of the left in the unions and in the workplace
Datei:
Datum: